Onderzoek naar het lot van de Joden en hun bezittingen in Stadskanaal

10 december

Tijdens de gemeenteraadsvergadering van 8 december presenteerde onderzoeker Richard Paping het verslag Hen die verloren gingen en niet meer gevonden worden. Het gaat over wat er met de Joden en hun spullen gebeurde tijdens de bezetting en daarna.

 

“Een pijnlijk gedeelte van onze geschiedenis,” zei burgemeester Klaas Sloots. Als lichtpuntje merkte hij op dat de overlevingskansen in Stadskanaal iets hoger waren dan op het Groningse platteland. Zijn les: “Het is een keuze van ieder mens een ander te helpen als het erop aankomt.”

Verlies van levens en bezittingen

Meer dan zeventig procent van de Joden uit Stadskanaal en het vroegere Onstwedde keerde niet terug. Hun bezittingen en landerijen werden verkocht, en rechtsherstel kwam na de oorlog langzaam op gang.

Onderduiken

Ongeveer 27 procent van de Joodse inwoners overleefde de oorlog, iets meer dan elders in Groningen. Dit kwam vooral doordat velen op tijd onderdoken, met hulp van enkelen uit de gemeenschap, politie en gemeente.

Verkoop land en huizen

Tijdens de bezetting werd 90 procent van de Joodse landbouwgrond gedwongen verkocht, woningen voor 45 procent. Kopers waren vaak collaborateurs, zoals NSB-wethouder Hendrik Linzel.

Vervolg en herdenking

De Joodse gemeente kromp snel en werd in 1988 opgeheven. Begraafplaats en synagoge bleven nog getuigen van deze geschiedenis, tot de synagoge plaatsmaakte voor het winkelcentrum. Stadskanaal was de laatste gemeente in Groningen die onderzocht werd. Volgens burgemeester Sloots betekent dit verslag niet het einde: “We moeten blijven herdenken en beleven. De gemeente zoekt nu een manier om de conclusies uit het rapport verder onder de aandacht te brengen.”

Het volledige rapport is te lezen op RUG.