Algemene Plaatselijke Verordening Stadskanaal 2024

Publicatiedatum:
maandag 3 maart 2025
Originele publicatie downloaden:
Download het PDF bestand
Type bekendmaking:
algemeen verbindend voorschrift (verordening)



Algemene Plaatselijke Verordening Stadskanaal 2024

De raad van de gemeente Stadskanaal;

 

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 20 januari 2025, nr. Z-24-140385/D/24/341649;

 

gelet op artikel 149 van de Gemeentewet;

 

b e s l u i t :

 

de volgende wijziging van de Algemene Plaatselijke Verordening Stadskanaal 2024 vast te stellen.

 

 

Artikel I Wijziging en toevoegen artikelen

 

A.

in artikel 1:1 Definities wordt onderdeel ‘gebouw’ en de bijbehorende definitie vervangen door

- gebouw: hetgeen daaronder wordt verstaan in de bijlage, onder A, bij de Omgevingswet”, waardoor het artikel als volgt komt te luiden:

“In deze verordening wordt verstaan onder:

  • -

    bebouwde kom: de bebouwde kom of kommen binnen de grenzen die zijn vastgesteld op grond van artikel 20a van de Wegenverkeerswet 1994;

  • -

    beperkingengebiedactiviteit : hetgeen daaronder wordt verstaan in de bijlage onder A, bij de Omgevingswet;

  • -

    bevoegd gezag: bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een omgevingsvergunning als bedoeld in de Omgevingswet;

  • -

    bouwwerk: hetgeen daaronder wordt verstaan in de bijlage, onder A, bij de Omgevingswet;

  • -

    bromfiets: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1, eerste lid, onder e, van de Wegenverkeerswet 1994;

  • -

    college: het college van burgemeester en wethouders;

  • -

    gebouw: hetgeen daaronder wordt verstaan in de bijlage, onder A, bij de Omgevingswet;

  • -

    handelsreclame: iedere openbare aanprijzing van goederen of diensten, waarmee kennelijk beoogd wordt een commercieel belang te dienen;

  • -

    motorvoertuig: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990;

  • -

    openbaar water: wateren die voor het publiek bevaarbaar of op andere wijze toegankelijk zijn;

  • -

    openbare plaats: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1 van de Wet openbare manifestaties;

  • -

    parkeren: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990;

  • -

    rechthebbende: degene die over een zaak zeggenschap heeft krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht;

  • -

    voertuig: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, met uitzondering van kleine wagens zoals kruiwagens en kinderwagens, en rolstoelen;

  • -

    weg: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994.”

 

B.

In artikel 2:2 Gevaarlijk of hinderlijk voorwerp (Messen en andere voorwerpen als steekwapen), eerste lid, wordt de gehele tekst vervangen door de navolgende tekst:

“Het is verboden op een openbare plaats of in voor het publiek toegankelijke gebouwen messen of andere voorwerpen die als steekwapen kunnen worden gebruikt bij zich te hebben, indien dit gepaard gaat met overlast of andere gedragingen die de openbare orde verstoren, het woon-of leefklimaat nadelig beïnvloeden of anderszins hinder veroorzaken.”

 

C.

In artikel 2:12 Definities, eerste lid, komt de tekst onder sub g in zijn geheel te vervallen waardoor het eerste lid als volgt komt te luiden:

“In deze afdeling wordt onder evenement verstaan elke voor publiek toegankelijke verrichting van vermaak, met uitzondering van:

  • a.

    bioscoop- en theatervoorstellingen;

  • b.

    markten als bedoeld in artikel 160, eerste lid, aanhef en onder g, van de Gemeentewet en artikel 5:21;

  • c.

    kansspelen als bedoeld in de Wet op de kansspelen;

  • d.

    het in een inrichting in de zin van de Alcoholwet gelegenheid geven tot dansen;

  • e.

    betogingen, samenkomsten en vergaderingen als bedoeld in de Wet openbare manifestaties;

  • f.

    activiteiten als bedoeld in de afdeling 12.”

 

D.

In artikel 2:14 Indiening aanvraag wordt in sub a ‘8 weken’ vervangen door ’10 weken’ en wordt in sub b ’10 weken’ vervangen door ’16 weken’, waardoor het artikel als volgt komt te luiden:

“In afwijking van het bepaalde in artikel 1:2 gelden voor het aanvragen van een vergunning als bedoeld in artikel 2:13, de volgende termijnen en criteria:

  • a.

    voor evenementen als bedoeld in artikel 2:12, derde lid geldt een indieningstermijn van tenminste 10 weken voorafgaand aan het evenement;

  • b.

    voor evenementen als bedoeld in artikel 2:12, vierde en vijfde lid geldt een indieningstermijn van tenminste 16 weken voorafgaand aan het evenement;

  • c.

    de burgemeester kan besluiten voor complexe evenementen die een langere voorbereidingstijd vragen een afwijkende indieningstermijn vast te stellen.”

 

E.

In artikel 2:16 Uitzondering vergunningplicht voor kleine evenementen, eerste lid onder j, wordt ‘lid 5’ vervangen door ‘lid 4’, waardoor het eerste lid als volgt komt te luiden:

“Het verbod als genoemd in artikel 2:13 eerste lid, geldt niet voor kleine eendaagse evenementen, mits:

  • a.

    het een evenement in de open lucht betreft;

  • b.

    het aantal aanwezigen op enig moment niet meer bedraagt dan 150 personen;

  • c.

    het evenement niet bedrijfsmatig wordt georganiseerd;

  • d.

    het evenement wordt gehouden tussen 08.00 en 24.00 uur, of als de activiteiten op een zondag plaatsvinden tussen 13.00 en 24.00 uur;

  • e.

    niet langer dan tot 23.00 uur (live)muziek ten gehore wordt gebracht;

  • f.

    de activiteiten niet plaatsvindt op de rijbaan, (brom)fietspad of parkeerplaats of anderszins een belemmering vormen voor het verkeer en de hulpdiensten;

  • g.

    sprake is van een aanwijsbare organisator, die de leeftijd van ten minste achttien jaren heeft bereikt;

  • h.

    slechts kleine objecten worden geplaatst met een oppervlakte van minder dan 25 vierkante meter per object, voor zover het plaatsen van deze objecten zich niet verzet tegen de in artikel 1:7 genoemde belangen;

  • i.

    het evenement plaatsvindt op één locatie (geen route) en niet op het water;

  • j.

    wordt voldaan aan nadere regels als bedoeld in lid 4.”

 

F.

In artikel 2:18 Definitie wordt in het eerste lid ‘coffeeshop’ toegevoegd, waardoor het eerste lid als volgt gaat luiden:

“In deze afdeling wordt onder openbare inrichting verstaan: een hotel, restaurant, pension, café, waterpijpcafé, coffeeshop, cafetaria, snackbar, discotheek, buurthuis of clubhuis of elke andere voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was logies wordt verstrekt of dranken worden geschonken of rookwaren of spijzen voor directe consumptie ter plaatse worden bereid of verstrekt.”

 

G.

Na artikel 2:18 wordt een drietal nieuwe artikelen ‘Artikel 2:19 Exploitatie openbare inrichting’, ‘Artikel 2:19a Uitzondering vergunningplicht’ en ‘Artikel 2:20 Beëindiging exploitatie inrichting’, met bijbehorende tekst toegevoegd en komen de huidige gereserveerde artikelen 2:19 en 2:20 in zijn geheel te vervallen. Deze toegevoegde artikelen luiden als volgt:

 

“Artikel 2:19 Exploitatie openbare inrichting

  • 1.

    Het is verboden een openbare inrichting te exploiteren zonder exploitatievergunning van de burgemeester.

  • 2.

    Geen vergunning is vereist voor een openbare inrichting die zich bevindt in een:

    • a.

      winkel als bedoeld in artikel 1 van de Winkeltijdenwet voor zover de activiteiten van de openbare inrichting een nevenactiviteit vormen van de winkelactiviteit;

    • b.

      zorginstelling;

    • c.

      museum; of

    • d.

      bedrijfskantine of -restaurant;

    • e.

      rouwcentra, begraafplaatsen en crematoria.

  • 3.

    Een exploitatievergunning wordt verleend voor onbepaalde tijd, tenzij in de exploitatievergunning anders staat vermeld of sprake is van een coffeeshop. In geval van een exploitatievergunning voor een coffeeshop wordt de vergunning verleend voor de maximale duur van tien jaar.

  • 4.

    Een afschrift van de exploitatievergunning is in de openbare inrichting aanwezig.

  • 5.

    De burgemeester kan de exploitatievergunning geheel of gedeeltelijk weigeren, tijdelijk of voor onbepaalde tijd geheel of gedeeltelijk intrekken of wijzigen, indien:

    • a.

      de vestiging of de exploitatie van de openbare inrichting in strijd is met het omgevingsplan;

    • b.

      de ondernemer of de leidinggevende in enig opzicht van slecht levensgedrag is;

    • c.

      de ondernemer of de leidinggevende onder curatele staat;

    • d.

      de ondernemer of de leidinggevende niet de leeftijd van achttien jaar heeft bereikt;

    • e.

      naar zijn oordeel de openbare orde gevaar loopt of het woon- of leefklimaat in de omgeving van de openbare inrichting door de aanwezigheid van de openbare inrichting nadelig wordt beïnvloed;

    • f.

      de ingediende bescheiden niet of niet langer overeenstemmen met de feiten, welke relevant zijn voor de door de burgemeester te nemen beslissing;

    • g.

      voor de openbare inrichting een vergunning krachtens artikel 3 van de Alcoholwet is vereist en die vergunning is geweigerd, ingetrokken, of de aanvraag om die vergunning buiten behandeling is gelaten.

    • h.

      de ondernemer of de leidinggevende het bij of krachtens de bepalingen in deze paragraaf geregelde overtreedt;

    • i.

      de ondernemer of de leidinggevende betrokken is, of hem ernstige nalatigheid kan worden verweten bij activiteiten in of vanuit de openbare inrichting, dan wel toestaat of gedoogt dat in zijn openbare inrichting activiteiten plaatsvinden, waarmee de openbare orde nadelig wordt beïnvloed;

    • j.

      zich in of vanuit de openbare inrichting anderszins feiten hebben voorgedaan, die de vrees wettigen, dat het geopend blijven van de openbare inrichting gevaar kan veroorzaken voor de openbare orde of een bedreiging vormt voor het woon- of leefklimaat in de omgeving van de openbare inrichting;

    • k.

      er aanwijzingen zijn dat in de openbare inrichting personen werkzaam zijn of zullen zijn in strijd met het bij of krachtens de Wet arbeid vreemdelingen of de Vreemdelingenwet 2000 bepaalde.

  • 6.

    Bij de toepassing van de in het lid 5 onder e genoemde weigeringsgrond houdt de burgemeester rekening met:

    • a.

      het karakter van de straat en de wijk waarin de openbare inrichting is gelegen of zal zijn gelegen;

    • b.

      de aard van de openbare inrichting;

    • c.

      de spanning waaraan het woon- en leefklimaat ter plaatse reeds bloot staat;

    • d.

      de wijze van bedrijfsvoering door de exploitant of de leidinggevende en

    • e.

      het levensgedrag van de exploitant of leidinggevende.

  • 7.

    De burgemeester kan nadere regels stellen ten aanzien van de vergunningaanvraag.

  • 8.

    Op de aanvraag om een vergunning of een vrijstelling is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.

  • 9.

    Op het exploiteren van een bestaande openbare inrichting (peil datum 01-02-2025) is het ingestelde in lid 1 niet van toepassing:

    • a.

      tot en met 1 juni 2026;

    • b.

      na afloop van de onder a gestelde termijn, indien de exploitant binnen deze termijn een aanvraag om vergunning als bedoeld in lid 1 heeft ingediend, totdat op die aanvraag door de burgemeester een besluit is genomen.

 

Artikel 2:19a Uitzondering vergunningplicht

  • 1.

    Artikel 2:19, eerste lid geldt niet voor door de burgemeester aangewezen soorten openbare inrichtingen.

  • 2.

    De vrijstelling bedoeld in het eerste lid wordt ingetrokken wanneer zich een incident heeft voorgedaan gepaard gaande met geweld, overlast op straat of drugsgebruik en -handel in of bij de inrichting.

 

Artikel 2:20 Beëindiging exploitatie inrichting

  • 1.

    Als de exploitatie van een bedrijf wordt beëindigt doet de exploitant hiervan binnen twee weken na de beëindiging mededeling aan de burgemeester.

  • 2.

    Bij beëindiging van het bedrijf vervalt de vergunning, tenzij de rechtsopvolger van de vergunninghouder binnen vier weken na de overdracht van het bedrijf een aanvraag voor een vergunning heeft ingediend.

  • 3.

    Behoudens het geval dat zwaarwegende feiten of omstandigheden zich daartegen verzetten, blijft de vergunning in dat geval van kracht, totdat op de aanvraag een besluit is genomen.”

 

H.

In artikel 2:75 Gebiedsontzeggingen wordt na het vijfde lid een zesde lid toegevoegd:

“Het is verboden te handelen in strijd met een krachtens het eerste of twee lid opgelegde verbod.”

Het artikel komt hierdoor als volgt te luiden:

  • "1.

    De burgemeester kan in het belang van de openbare orde, het voorkomen of beperken van overlast, het voorkomen of beperken van aantastingen van het woon- of leefklimaat, de veiligheid van personen of goederen, de gezondheid of de zedelijkheid aan een persoon die strafbare feiten of openbare orde verstorende handelingen verricht een bevel geven ten hoogste vier weken niet in een of meer bepaalde delen van de gemeente op een openbare plaats op te houden.

  • 2.

    Bij overtredingen als bedoeld in het eerste lid kan de burgemeester aan een persoon aan wie ten minste eenmaal een bevel als bedoeld in dat lid is gegeven en die opnieuw strafbare feiten of openbare orde verstorende handelingen verricht, een bevel geven zich gedurende ten hoogste acht weken niet in een of meer bepaalde delen van de gemeente op een openbare plaats op te houden.

  • 3.

    Een bevel als bedoeld in het tweede lid kan slechts worden gegeven als het strafbare feit of de openbare orde verstorende handeling binnen zes maanden na het geven van een eerder bevel, gegeven op grond van het eerste of tweede lid, plaatsvindt.

  • 4.

    De burgemeester beperkt de krachtens het eerste of tweede lid gegeven bevelen, als hij dat in verband met de persoonlijke omstandigheden van betrokkene noodzakelijk oordeelt. De burgemeester kan op aanvraag nadere voorwaarden verbinden of een tijdelijk ontheffing verlenen van een bevel.

  • 5.

    Een ieder aan wie een gebiedsontzegging is opgelegd, is verplicht, op een daartoe strekkend bevel van een ambtenaar van de politie, zich te verwijderen van de gebieden als vermeld in de gebiedsontzegging.

  • 6.

    Het is verboden te handelen in strijd met een krachtens het eerste of twee lid opgelegde verbod.”

 

I.

In artikel 2:78 Tegengaan onveilig, niet leefbaar en malafide ondernemersklimaat wordt de gehele tekst van het achtste lid vervangen door de navolgende tekst:

“Als de bedrijfsmatige activiteit in strijd met de vergunning of het verbod wordt uitgeoefend of als een van de situaties bedoeld in het vijfde lid van toepassing is, kan de burgemeester, onverminderd het bepaalde in artikel 2:77, een besluit nemen tot sluiting van het gebouw of erf waar de bedrijfsmatige activiteit wordt uitgeoefend.”

 

J.

Na artikel 2:78 wordt Afdeling 16 Toezicht op kamerverhuur toegevoegd, luidende:

 

“Afdeling 16 Toezicht op kamerverhuur

 

Artikel 2:79 Begripsbepalingen

In deze afdeling wordt verstaan onder:

  • a.

    kamerverhuurbedrijf: een gebouw of deel van een gebouw, waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was kamers worden verhuurd, niet vallende onder het begrip logiesgebouw en/of logiesverblijf als bedoeld in het Bouwbesluit, welke kamers als hoofdverblijf apart zijn of kunnen worden bewoond door niet in het verband van een huishouden levende personen;

  • b.

    huishouden: een alleenstaande, dan wel twee of meer personen die een gemeenschappelijke huishouding voeren.

 

Artikel 2:80 Exploitatie kamerverhuurbedrijf

  • 1.

    Het is verboden een kamerverhuurbedrijf te exploiteren zonder vergunning van het college.

  • 2.

    Het college kan nadere regels stellen ten aanzien van de vergunningaanvraag.

  • 3.

    Aan de vergunning kunnen voorschriften worden verbonden in het belang van het woon-, leef en huurklimaat van bewoners en omwonenden.

  • 4.

    Het college weigert de vergunning:

    • a.

      als naar zijn oordeel de woon- of leefsituatie in de omgeving van het kamerverhuurbedrijf op ontoelaatbare wijze nadelig wordt beïnvloed;

    • b.

      als de exploitatie van een kamerverhuurbedrijf in strijd is met het omgevingsplan.

  • 5.

    Bij de toepassing van de in het derde lid onder a genoemd belang houdt het college rekening met het karakter en de wijk, waarin het kamerverhuurbedrijf is gelegen of zal zijn gelegen en de spanning waaraan het woonmilieu ter plaatse reeds blootstaat of bloot zal komen te staan door de exploitatie.

  • 6.

    Geen vergunning is vereist:

    • a.

      voor woonruimten die deel uitmaken van een wooncomplex voor senioren of van een instelling voor verpleging en verzorging of daarmee naar hun aard gelijk te stellen woonvormen, indien deze worden gebruikt overeenkomstig hun specifieke doel en functie.

    • b.

      Geen vergunning is vereist voor woonruimtes die deel uitmaken van een seniorencomplex, herstelinrichtingen en verzorgingstehuizen of daarmee naar hun aard vergelijk te stellen woonvormen, zolang deze worden verhuurd overeenkomstig de specifieke functies van de in dit lid bedoelde woonvormen. Voor de door zorgaanbieders geboden of te bieden huisvesting (verhuur van kamers) en begeleiding aan zorgcliënten, is de verplichting van een exploitatievergunning wel van toepassing.

  • 7.

    Op de vergunning als bedoeld in het derde lid is paragraaf 4.1.3.3. van de Algemene wet bestuursrecht niet van toepassing.

 

Artikel 2.81 Intrekking van de vergunning

Onverminderd het bepaalde in artikel 1:5 en 1:7 kan het college de vergunning intrekken indien de woon- en leefsituatie en/of de openbare orde in de omgeving van het kamerverhuurbedrijf naar zijn oordeel op ontoelaatbare wijze nadelig wordt beïnvloed.

 

Artikel 2.82 Overgangsbepaling

Degene die ten tijde van de inwerkingtreding van deze afdeling een kamerverhuurbedrijf exploiteert, dient binnen twaalf maanden na inwerkingtreding van deze afdeling een aanvraag te doen om een vergunning als bedoeld in deze afdeling.”

 

K.

In de artikelen 4:2 eerste en tweede lid, artikel 4:3, eerste en tweede lid, en artikel 4:4 eerste lid wordt ‘Activiteitenbesluit Milieubeheer’ vervangen door ‘het Besluit Activiteiten Leefomgeving (BAL) en het Besluit Kwaliteit Leefomgeving (BKL)’.

 

L.

In artikel 5:13 derde lid onder b wordt ‘en met inachtneming van de door het college gegeven voorschriften plaatsvindt’ verwijderd, waardoor het derde lid als volgt komt te luiden:

“Het verbod geldt niet voor een inzameling of werving die wordt gehouden:

  • a.

    in besloten kring;

  • b.

    door een instelling met het CBF-keurmerk die is ingedeeld in een collecte- en wervingsrooster, mits de inzameling of werving overeenkomstig dat collecte- en wervingsrooster.”

 

M.

In artikel 2:51 Verboden drankgebruik wordt de citeertitel alsmede de gehele tekst vervangen door de navolgende citeertitel en tekst:

“Artikel 2:51 Hinderlijk gebruik van drank

  • 1.

    Het is verboden op of aan de weg, op het openbaar water of in een voor publiek toegankelijk gebouw alcoholhoudende drank te nuttigen als dit gepaard gaat met gedrag dat de openbare orde verstoort, het woon- en leefklimaat aantast of anderszins overlast veroorzaakt.

  • 2.

    Het is voor personen die de leeftijd van achttien jaar hebben bereikt verboden op door de burgemeester aangewezen wegen of weggedeelten alcoholhoudende drank te nuttigen of bij zich te hebben in aangebroken flessen, blikjes en dergelijke.

  • 3.

    Het in het tweede lid bedoelde verbod geldt niet op een terras als bedoeld in artikel 2:21.

  • 4.

    De burgemeester kan plaatsen en tijden aanwijzen waarop het in het tweede lid bedoelde verbod niet geldt.

  • 5.

    Het is verboden om in perioden en gebieden die door de burgemeester zijn aangewezen, bedrijfsmatig of anders dan om niet alcoholhoudende dranken te verstrekken voor gebruik elders dan ter plaatse, dan wel deze dranken te verstrekken in strijd met de beperkingen die de burgemeester aan de verstrekking heeft verbonden.”

 

Artikel II  

Dit besluit treedt in werking op 1 april 2025.

 

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 27 januari 2025.

De raad

mevrouw W.J. Onrust

raadsgriffier