Verordening afvalstoffenheffing Stadskanaal 2025
Verordening afvalstoffenheffing Stadskanaal 2025
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder "gebruik maken": gebruik maken in de zin van artikel 15.33 van de Wet milieubeheer.
Artikel 2 Aard van de belasting en belastbaar feit
- 1.
- 2.
De afvalstoffenheffing, als bedoeld in deze verordening en de daarbij behorende tarieventabel wordt naar afzonderlijke grondslagen geheven ter zake van het gebruik maken van een perceel ten aanzien waarvan krachtens de artikelen 10.21 en 10.22 van de Wet milieubeheer een verplichting tot het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen geldt.
De belasting wordt geheven van degene die in de gemeente naar de omstandigheden beoordeeld al dan niet krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht gebruik maakt van een perceel ten aanzien waarvan ingevolge de artikelen 10.21 en 10.22 van de Wet milieubeheer een verplichting tot het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen geldt.
Artikel 4 Maatstaf van heffing en belastingtarief
De belasting wordt geheven naar de maatstaven en de tarieven, opgenomen in de bij deze verordening behorende tarieventabel.
Het heffingstijdvak van de belasting, bedoeld in de onderdelen 1.1 en 1.2.1 van de tarieventabel, is gelijk aan een kalenderhalfjaar.
- 1.
- 2.
De belasting, bedoeld in hoofdstuk 1.2, de onderdelen 1.2.2 tot en met 1.2.6 van de tarieventabel, wordt geheven door middel van een mondelinge dan wel een gedagtekende schriftelijke kennisgeving. Het gevorderde bedrag wordt mondeling, dan wel door toezending of uitreiking van de schriftelijke kennisgeving aan de belastingschuldige bekendgemaakt.
Artikel 7 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang
- 1.
- 2.
- 3.
- 4.
Indien de belastingplicht in de loop van het heffingstijdvak eindigt, bestaat ten aanzien van de belasting, bedoeld in hoofdstuk 1.1 van de tarieventabel, aanspraak op ontheffing voor zoveel volle kalendermaanden van de voor een volledig heffingstijdvak verschuldigde belasting als er in dat heffingstijdvak, na het einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.
- 5.
Artikel 8 Termijnen van betaling
- 1.
In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten de aanslagen die, met inachtneming van hoofdstuk 1.1 en hoofdstuk 1.2, onderdeel 1.2.1 van de tarieventabel worden opgelegd, worden betaald uiterlijk op de laatste dag van de maand, volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld.
- 2.
In afwijking van het eerste lid geldt, ingeval het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen, of als het aanslagbiljet maar één aanslag bevat het bedrag daarvan, ten hoogste € 1.000,00 is, en zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische betalingsincasso kunnen worden afgeschreven, dat de aanslagen moeten worden betaald in drie gelijke termijnen. De eerste termijn vervalt één maand na de dagtekening van het aanslagbiljet en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.
- 3.
In afwijking van het voorgaande moet het gevorderde bedrag, als bedoeld in hoofdstuk 1.2 de onderdelen 1.2.2 tot en met 1.2.6 van de tarieventabel, tegen contante betaling worden voldaan op het moment van de mondelinge kennisgeving of op het moment van de uitreiking van een gedagtekende schriftelijke kennisgeving.
Bij de invordering van afvalstoffenheffing wordt geen kwijtschelding verleend van de belasting die verschuldigd is voor het aantal aanbiedingen in een kalenderjaar:
- a.
- b.
- c.
Voor de belasting, als bedoeld in hoofdstuk 1.2 de onderdelen 1.2.2 tot en met 1.2.6 van de tarieventabel, wordt geen kwijtschelding verleend.
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 9 december 2024.
De raad
mevrouw W.J. Onrust
raadsgriffier